C:\WINDOWS>HELP COMP
De inhoud van twee bestanden of groepen bestanden vergelijken.
COMP
[data1
] [data2
] [/D
] [/A
] [/L
] [/N=aantal
] [/C
] [/OFF
[LINE
]]data1 De locatie en naam van de eerste bestand(en) die u
wilt vergelijken.
data2 De locatie en naam van de andere bestand(en) die u
wilt vergelijken.
/D Geeft de verschillen in decimale notatie weer.
/A Geeft de verschillen in ASCII-tekens weer.
/L Geeft regelnummers weer bij de verschillen.
/N=aantal Vergelijkt het eerste aantal regels van beide
bestanden.
/C Vergelijkt de bestanden zonder op hoofdletters en
kleine letters te letten in ASCII.
/OFF
[LINE
] Slaat bestanden met ingeschakeld off-linekenmerk
niet over.
Gebruik jokertekens in de parameters data1 en data2 als u groepen
bestanden wilt vergelijken.
C:\WINDOWS>HELP COMPACT
De compressie van bestanden op NTFS-partities weergeven of
wijzigen.
COMPACT
[/C | /U
] [/S
[:dir
]] [/A
] [/I
] [/F
] [/Q
] [bestandsnaam
[...
]]/C Comprimeert de opgegeven bestanden. Mappen worden
gemarkeerd.
zodat later toegevoegde bestanden gecomprimeerd
worden.
/U Decomprimeert de opgegeven bestanden. Mappen worden
gemarkeerd
zodat later toegevoegde bestanden niet gecomprimeerd
worden.
/S Voert de opgegeven bewerking uit op bestanden in de
opgegeven
map en alle submappen. Standaard wordt de actieve map
gebruikt.
/A Geeft bestanden weer met een verborgen- of
systeembestandskenmerk. Deze bestanden worden
standaard
overgeslagen.
/I Laat de opgegeven opdracht doorgaan, ook als er
fouten
optreden. Normaal stopt COMPACT als er een fout
optreedt.
/F Forceert de compressiebewerking op alle opgegeven
bestanden, ook
op bestanden die al gecomprimeerd zijn. Normaal
worden al
gecomprimeerde bestanden overgeslagen.
/Q Geeft alleen de meest essentiële informatie weer.
bestandsnaam Een patroon, bestand of map.
Indien gebruikt zonder parameters, beeldt COMPACT de
compressiestatus
van de actieve map en de bestanden daarin af. U kunt meer
bestandsnamen en jokertekens gebruiken. U moet een spatie
invoegen tussen
verschillende parameters.
C:\WINDOWS>HELP CONVERT
Een FAT-volume naar NTFS converteren.
CONVERT volume: /FS:NTFS
[/V
] [/CvtArea:bestandsnaam
] [/NoSecurity
] [/X
]volume Bepaalt de stationsletter (gevolgd door een
dubbele punt), het
koppelpunt of de volumenaam.
/FS:NTFS Bepaalt dat het volume naar NTFS wordt
geconverteerd.
/V Bepaalt dat Convert in de modus met uitleg wordt
uitgevoerd.
/CvtArea:bestandsnaam
Bepaalt een aaneengesloten bestand in de hoofdmap
om als
tijdelijke plaatsaanduiding voor NFTS-
systeembestanden te
dienen.
/NoSecurity Bepaalt dat de veiligheidsinstellingen voor de
geconverteerde
bestanden voor iedereen toegankelijk zijn.
/X Bepaalt dat het volume indien nodig ontkoppeld
wordt.
Alle geopende volume-ingangen worden hierdoor
ongeldig.